Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/95543026.webp
partecipare
Lui sta partecipando alla gara.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/67035590.webp
saltare
Ha saltato nell’acqua.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/122707548.webp
stare in piedi
L’alpinista sta in piedi sulla cima.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/84365550.webp
trasportare
Il camion trasporta le merci.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/123298240.webp
incontrare
Gli amici si sono incontrati per una cena condivisa.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/90773403.webp
seguire
Il mio cane mi segue quando faccio jogging.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/86064675.webp
spingere
L’auto si è fermata e ha dovuto essere spinta.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/95056918.webp
guidare
Lui guida la ragazza per mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/53284806.webp
pensare fuori dagli schemi
Per avere successo, a volte devi pensare fuori dagli schemi.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
cms/verbs-webp/84476170.webp
esigere
Ha esigito un risarcimento dalla persona con cui ha avuto un incidente.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/40477981.webp
conoscere
Lei non conosce l’elettricità.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/108118259.webp
dimenticare
Lei ha ora dimenticato il suo nome.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.