Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

trasportare
Il camion trasporta le merci.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

consegnare
Nuestra figlia consegna giornali durante le vacanze.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

guidare
Lui guida la ragazza per mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

viaggiare
A lui piace viaggiare e ha visto molti paesi.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

saltare
Ha saltato nell’acqua.
springen
Hij sprong in het water.

annotare
Devi annotare la password!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

inviare
Ti ho inviato un messaggio.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

inviare
La merce mi verrà inviata in un pacco.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

tagliare
Il parrucchiere le taglia i capelli.
knippen
De kapper knipt haar haar.

passare la notte
Stiamo passando la notte in macchina.
overnachten
We overnachten in de auto.

aggiornare
Oggi devi costantemente aggiornare le tue conoscenze.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
