Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

apparire
Un grosso pesce è apparso improvvisamente nell’acqua.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

significare
Cosa significa questo stemma sul pavimento?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?

tornare
Papà è finalmente tornato a casa!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

monitorare
Qui tutto è monitorato da telecamere.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.

visitare
Un vecchio amico la visita.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.

partire
Il treno parte.
vertrekken
De trein vertrekt.

andare
Dove state andando entrambi?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

ritagliare
Le forme devono essere ritagliate.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

vedere chiaramente
Posso vedere tutto chiaramente con i miei nuovi occhiali.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

tornare a casa
Lui torna a casa dopo il lavoro.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
