Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

comprendre
Je ne peux pas te comprendre !
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

mélanger
Vous pouvez mélanger une salade saine avec des légumes.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

accompagner
Le chien les accompagne.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

produire
On peut produire à moindre coût avec des robots.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

rappeler
Veuillez me rappeler demain.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

compléter
Peux-tu compléter le puzzle ?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

entrer
Il entre dans la chambre d’hôtel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

suffire
Ça suffit, tu m’agaces!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!

sauter par-dessus
L’athlète doit sauter par-dessus l’obstacle.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

bouger
C’est sain de bouger beaucoup.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.

commenter
Il commente la politique tous les jours.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
