Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
gérer
On doit gérer les problèmes.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
générer
Nous générons de l’électricité avec le vent et la lumière du soleil.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
quitter
Il a quitté son travail.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
neiger
Il a beaucoup neigé aujourd’hui.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
résumer
Vous devez résumer les points clés de ce texte.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
imprimer
Les livres et les journaux sont imprimés.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
étreindre
Il étreint son vieux père.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
licencier
Le patron l’a licencié.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
exister
Les dinosaures n’existent plus aujourd’hui.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
écouter
Elle écoute et entend un son.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
aller
Où est allé le lac qui était ici?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?