Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/112444566.webp
parler à
Quelqu’un devrait lui parler ; il est si seul.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/34567067.webp
chercher
La police cherche le coupable.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/53284806.webp
penser en dehors de la boîte
Pour réussir, il faut parfois penser en dehors de la boîte.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
cms/verbs-webp/106665920.webp
ressentir
La mère ressent beaucoup d’amour pour son enfant.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/41019722.webp
rentrer
Après les courses, les deux rentrent chez elles.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/116932657.webp
percevoir
Il perçoit une bonne pension à la retraite.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/122079435.webp
augmenter
L’entreprise a augmenté ses revenus.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/55788145.webp
couvrir
L’enfant couvre ses oreilles.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/47062117.webp
se débrouiller
Elle doit se débrouiller avec peu d’argent.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepter
Certaines personnes ne veulent pas accepter la vérité.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
cms/verbs-webp/77883934.webp
suffire
Ça suffit, tu m’agaces!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
cms/verbs-webp/106279322.webp
voyager
Nous aimons voyager à travers l’Europe.
reizen
We reizen graag door Europa.