Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/119235815.webp
aimer
Elle aime vraiment son cheval.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
cms/verbs-webp/78063066.webp
garder
Je garde mon argent dans ma table de nuit.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/113671812.webp
partager
Nous devons apprendre à partager notre richesse.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/41918279.webp
s’enfuir
Notre fils voulait s’enfuir de la maison.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
cms/verbs-webp/26758664.webp
économiser
Mes enfants ont économisé leur propre argent.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/129300323.webp
toucher
Le fermier touche ses plantes.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/104818122.webp
réparer
Il voulait réparer le câble.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/120624757.webp
marcher
Il aime marcher dans la forêt.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/8482344.webp
embrasser
Il embrasse le bébé.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/53284806.webp
penser en dehors de la boîte
Pour réussir, il faut parfois penser en dehors de la boîte.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
cms/verbs-webp/63868016.webp
rendre
Le chien rend le jouet.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/99769691.webp
passer
Le train passe devant nous.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.