Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

check
He checks who lives there.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

run away
Some kids run away from home.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

walk
He likes to walk in the forest.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

represent
Lawyers represent their clients in court.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

protect
A helmet is supposed to protect against accidents.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

get upset
She gets upset because he always snores.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.

accept
Credit cards are accepted here.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

contain
Fish, cheese, and milk contain a lot of protein.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

correct
The teacher corrects the students’ essays.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

do
You should have done that an hour ago!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

send
The goods will be sent to me in a package.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
