Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
burn
He burned a match.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
burn down
The fire will burn down a lot of the forest.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
protest
People protest against injustice.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
remove
The craftsman removed the old tiles.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
walk
This path must not be walked.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
save
The girl is saving her pocket money.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
chat
Students should not chat during class.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
be
You shouldn’t be sad!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
send
I am sending you a letter.
sturen
Ik stuur je een brief.
feel
The mother feels a lot of love for her child.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
must
He must get off here.
moeten
Hij moet hier uitstappen.