Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
find one’s way
I can find my way well in a labyrinth.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
serve
The waiter serves the food.
serveren
De ober serveert het eten.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.
send
I sent you a message.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
influence
Don’t let yourself be influenced by others!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
imitate
The child imitates an airplane.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
begin
A new life begins with marriage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
overcome
The athletes overcome the waterfall.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.