Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

feel
The mother feels a lot of love for her child.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

ask
He asks her for forgiveness.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

chat
He often chats with his neighbor.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

help
Everyone helps set up the tent.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

promote
We need to promote alternatives to car traffic.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.

destroy
The tornado destroys many houses.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.

play
The child prefers to play alone.
spelen
Het kind speelt liever alleen.

step on
I can’t step on the ground with this foot.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.

increase
The company has increased its revenue.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

live
They live in a shared apartment.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
