Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

take back
The device is defective; the retailer has to take it back.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.

open
Can you please open this can for me?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

listen
He likes to listen to his pregnant wife’s belly.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

thank
He thanked her with flowers.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

kick
They like to kick, but only in table soccer.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

punish
She punished her daughter.
straffen
Ze strafte haar dochter.

need to go
I urgently need a vacation; I have to go!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

think along
You have to think along in card games.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

pass by
The two pass by each other.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
