Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

start
The hikers started early in the morning.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

lie behind
The time of her youth lies far behind.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

carry out
He carries out the repair.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.

go further
You can’t go any further at this point.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

trade
People trade in used furniture.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

come first
Health always comes first!
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!

bring up
How many times do I have to bring up this argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

hug
He hugs his old father.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

feel
He often feels alone.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

should
One should drink a lot of water.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.

say goodbye
The woman says goodbye.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
