Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

visjeti
Oboje vise na grani.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

dodirnuti
Nježno ju je dodirnuo.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

izdržati
Teško može izdržati bol!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

vratiti
Majka vraća kći kući.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

propustiti
Čovjek je propustio svoj vlak.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

proći
Voda je bila previsoka; kamion nije mogao proći.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

podnositi
Ne može podnijeti pjevanje.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

transportirati
Kamion transportira robu.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

dogoditi se
Je li mu se nešto dogodilo u radnoj nesreći?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

donijeti
Kurir donosi paket.
brengen
De koerier brengt een pakketje.

ostaviti netaknuto
Priroda je ostala netaknuta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
