Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

trgovati
Ljudi trguju s rabljenim namještajem.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

upoznati
Strani psi žele se međusobno upoznati.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

otpustiti
Moj šef me otpustio.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

zapisati
Moraš zapisati lozinku!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

udariti
Roditelji ne bi trebali udarati svoju djecu.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

hraniti
Djeca hrane konja.
voeden
De kinderen voeden het paard.

popraviti
Htio je popraviti kabel.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

povući
On povlači sanjke.
trekken
Hij trekt de slee.

napredovati
Puževi sporo napreduju.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

pomaknuti
Uskoro ćemo morati sat pomaknuti unazad.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
