Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

saltar fora
El peix salta fora de l’aigua.
uitspringen
De vis springt uit het water.

exhibir
Aquí s’exhibeix art modern.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

hissar
L’helicòpter hissa els dos homes.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

preparar
Ells preparen un àpat deliciós.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

treure
Com pensa treure aquest peix tan gran?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

deixar anar
No has de deixar anar el manillar!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

veure
Pots veure millor amb ulleres.
zien
Je kunt beter zien met een bril.

apropar-se
Els cargols s’apropen l’un a l’altre.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

treballar per
Ell va treballar dur per obtenir bones notes.
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.

tallar
Cal tallar les formes.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

cancel·lar
El vol està cancel·lat.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
