Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

caminar
El grup va caminar per un pont.
wandelen
De groep wandelde over een brug.

tenir dret
Les persones grans tenen dret a una pensió.
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

buscar
La policia està buscant el culpable.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

pagar
Ella va pagar amb targeta de crèdit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.

rebre
Puc rebre internet molt ràpid.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

acceptar
No puc canviar això, he d’acceptar-ho.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.

acomiadar
El meu cap m’ha acomiadat.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

pensar
Has de pensar molt en escacs.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

reunir
El curs de llengua reuneix estudiants de tot el món.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

cobrir
Ella cobreix la seva cara.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

preparar
S’ha preparat un esmorzar deliciós!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
