Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

trobar-se de nou
No puc trobar el camí de tornada.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

llogar
Ell està llogant la seva casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

barrejar
Diversos ingredients necessiten ser barrejats.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

enviar
Ella vol enviar la carta ara.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.

muntar
Ells muntan tan ràpid com poden.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

construir
Els nens estan construint una torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

preparar
Ella està preparant un pastís.
bereiden
Ze bereidt een taart.

rebre
Va rebre una pujada del seu cap.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.

cobrir
Ella cobreix la seva cara.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

parlar amb
Algú hauria de parlar amb ell; està molt sol.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

portar-se bé
Acabeu la vostra baralla i porteu-vos bé de cop!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
