Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/72855015.webp
modtage
Hun modtog en meget flot gave.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
cms/verbs-webp/118064351.webp
undgå
Han skal undgå nødder.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/122638846.webp
gøre målløs
Overraskelsen gør hende målløs.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemme
Man stemmer for eller imod en kandidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/43100258.webp
møde
Nogle gange mødes de i trappen.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blive blind
Manden med mærkerne er blevet blind.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/98060831.webp
udgive
Forlæggeren udgiver disse magasiner.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
cms/verbs-webp/125402133.webp
røre
Han rørte hende ømt.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
cms/verbs-webp/104476632.webp
vaske op
Jeg kan ikke lide at vaske op.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/96668495.webp
trykke
Bøger og aviser bliver trykt.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
cms/verbs-webp/65199280.webp
løbe efter
Moderen løber efter sin søn.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/115628089.webp
forberede
Hun forbereder en kage.
bereiden
Ze bereidt een taart.