Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/96710497.webp
surpasser
Les baleines surpassent tous les animaux en poids.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/110322800.webp
parler mal
Les camarades de classe parlent mal d’elle.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/82604141.webp
jeter
Il marche sur une peau de banane jetée.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/124046652.webp
passer avant
La santé passe toujours avant tout !
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
cms/verbs-webp/56994174.webp
sortir
Qu’est-ce qui sort de l’œuf ?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
cms/verbs-webp/97188237.webp
danser
Ils dansent un tango amoureusement.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
cms/verbs-webp/21342345.webp
aimer
L’enfant aime le nouveau jouet.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/84314162.webp
étendre
Il étend ses bras largement.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/26758664.webp
économiser
Mes enfants ont économisé leur propre argent.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
cms/verbs-webp/119952533.webp
goûter
Ça a vraiment bon goût!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/108295710.webp
épeler
Les enfants apprennent à épeler.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/65199280.webp
courir après
La mère court après son fils.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.