Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/89636007.webp
signer
Il a signé le contrat.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/78932829.webp
soutenir
Nous soutenons la créativité de notre enfant.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/104818122.webp
réparer
Il voulait réparer le câble.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/96571673.webp
peindre
Il peint le mur en blanc.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/49585460.webp
finir
Comment avons-nous fini dans cette situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
cms/verbs-webp/53646818.webp
laisser entrer
Il neigeait dehors et nous les avons laissés entrer.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/117953809.webp
supporter
Elle ne supporte pas le chant.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/20225657.webp
demander
Mon petit-fils me demande beaucoup.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
cms/verbs-webp/89516822.webp
punir
Elle a puni sa fille.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/70055731.webp
partir
Le train part.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/120452848.webp
connaître
Elle connaît presque par cœur de nombreux livres.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/113248427.webp
gagner
Il essaie de gagner aux échecs.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.