Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/119913596.webp
donner
Le père veut donner un peu plus d’argent à son fils.
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
cms/verbs-webp/90773403.webp
suivre
Mon chien me suit quand je fais du jogging.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/111892658.webp
livrer
Il livre des pizzas à domicile.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/73649332.webp
crier
Si tu veux être entendu, tu dois crier ton message fort.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/65199280.webp
courir après
La mère court après son fils.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/106725666.webp
vérifier
Il vérifie qui y habite.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignorer
L’enfant ignore les paroles de sa mère.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/87317037.webp
jouer
L’enfant préfère jouer seul.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/102238862.webp
visiter
Une vieille amie lui rend visite.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/99392849.webp
enlever
Comment peut-on enlever une tache de vin rouge?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/95655547.webp
laisser passer devant
Personne ne veut le laisser passer devant à la caisse du supermarché.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/93150363.webp
réveiller
Il vient de se réveiller.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.