Woordenlijst
Leer werkwoorden – Koreaans

열다
이 통조림을 나에게 열어 줄 수 있나요?
yeolda
i tongjolim-eul na-ege yeol-eo jul su issnayo?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

받다
그는 늙어서 좋은 연금을 받는다.
badda
geuneun neulg-eoseo joh-eun yeongeum-eul badneunda.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

놓치다
그는 못을 놓치고 자신을 다쳤다.
nohchida
geuneun mos-eul nohchigo jasin-eul dachyeossda.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

팔다
상인들은 많은 상품을 팔고 있다.
palda
sang-indeul-eun manh-eun sangpum-eul palgo issda.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

돌아오다
아빠가 드디어 집에 돌아왔다!
dol-aoda
appaga deudieo jib-e dol-awassda!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

바꾸다
자동차 정비사가 타이어를 바꾸고 있습니다.
bakkuda
jadongcha jeongbisaga taieoleul bakkugo issseubnida.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

말하다
나는 너에게 중요한 것을 말할 것이 있다.
malhada
naneun neoege jung-yohan geos-eul malhal geos-i issda.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

받아들이다
어떤 사람들은 진실을 받아들이기를 원하지 않는다.
bad-adeul-ida
eotteon salamdeul-eun jinsil-eul bad-adeul-igileul wonhaji anhneunda.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

소비하다
그녀는 케이크 한 조각을 소비한다.
sobihada
geunyeoneun keikeu han jogag-eul sobihanda.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.

답하다
학생은 질문에 답한다.
dabhada
hagsaeng-eun jilmun-e dabhanda.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

제공하다
웨이터가 음식을 제공한다.
jegonghada
weiteoga eumsig-eul jegonghanda.
serveren
De ober serveert het eten.
