Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
deixar entrar
Nunca se deve deixar estranhos entrar.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
deixar passar
Deveriam os refugiados serem deixados passar nas fronteiras?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
trazer
O mensageiro traz um pacote.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
enfatizar
Você pode enfatizar seus olhos bem com maquiagem.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
perdoar
Ela nunca pode perdoá-lo por isso!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
mover
É saudável se movimentar muito.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
salvar
Os médicos conseguiram salvar sua vida.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
acomodar-se
Conseguimos acomodação em um hotel barato.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
noivar
Eles secretamente ficaram noivos!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
anotar
Ela quer anotar sua ideia de negócio.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
danificar
Dois carros foram danificados no acidente.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.