Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/96531863.webp
passar por
O gato pode passar por este buraco?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/82845015.webp
reportar-se
Todos a bordo se reportam ao capitão.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/21529020.webp
correr em direção
A menina corre em direção à sua mãe.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/79201834.webp
conectar
Esta ponte conecta dois bairros.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/105504873.webp
querer partir
Ela quer deixar o hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importar
Nós importamos frutas de muitos países.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/120368888.webp
contar
Ela me contou um segredo.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/119425480.webp
pensar
Você tem que pensar muito no xadrez.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/111750395.webp
voltar
Ele não pode voltar sozinho.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/28642538.webp
deixar parado
Hoje muitos têm que deixar seus carros parados.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/87153988.webp
promover
Precisamos promover alternativas ao tráfego de carros.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.