Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/38296612.webp
existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
cms/verbs-webp/67880049.webp
soltar
Você não deve soltar a empunhadura!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/105681554.webp
causar
O açúcar causa muitas doenças.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/57248153.webp
mencionar
O chefe mencionou que vai demiti-lo.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/109588921.webp
desligar
Ela desliga o despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/106665920.webp
sentir
A mãe sente muito amor pelo seu filho.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
cms/verbs-webp/102304863.webp
chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/124525016.webp
ficar para trás
O tempo de sua juventude fica muito atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/95938550.webp
levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/47225563.webp
acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/55372178.webp
progredir
Caracóis só fazem progresso lentamente.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/47802599.webp
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.