Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
servir
Cães gostam de servir seus donos.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
exigir
Ele exigiu compensação da pessoa com quem teve um acidente.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
simplificar
Você tem que simplificar coisas complicadas para crianças.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
exigir
Ele está exigindo compensação.
eisen
Hij eist compensatie.
exigir
Meu neto exige muito de mim.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
gritar
Se você quer ser ouvido, tem que gritar sua mensagem alto.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
virar
Você pode virar à esquerda.
draaien
Je mag naar links draaien.
deixar passar à frente
Ninguém quer deixá-lo passar à frente no caixa do supermercado.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
caminhar
Ele gosta de caminhar na floresta.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
negociar
As pessoas negociam móveis usados.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
precisar
Estou com sede, preciso de água!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!