Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

existir
Dinossauros não existem mais hoje.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.

soltar
Você não deve soltar a empunhadura!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

causar
O açúcar causa muitas doenças.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

mencionar
O chefe mencionou que vai demiti-lo.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

desligar
Ela desliga o despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

sentir
A mãe sente muito amor pelo seu filho.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

ficar para trás
O tempo de sua juventude fica muito atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

progredir
Caracóis só fazem progresso lentamente.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
