Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/100649547.webp
contratar
O candidato foi contratado.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
cms/verbs-webp/119747108.webp
comer
O que queremos comer hoje?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/124545057.webp
ouvir
As crianças gostam de ouvir suas histórias.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/87994643.webp
caminhar
O grupo caminhou por uma ponte.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/122470941.webp
enviar
Eu te enviei uma mensagem.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/28787568.webp
perder-se
Minha chave se perdeu hoje!
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
cms/verbs-webp/123619164.webp
nadar
Ela nada regularmente.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/32796938.webp
despachar
Ela quer despachar a carta agora.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/85623875.webp
estudar
Há muitas mulheres estudando na minha universidade.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/47241989.webp
procurar
O que você não sabe, tem que procurar.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.