Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

sentar-se
Ela se senta à beira-mar ao pôr do sol.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

combater
O corpo de bombeiros combate o fogo pelo ar.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

pertencer
Minha esposa me pertence.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

examinar
O dentista examina a dentição do paciente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

enfatizar
Você pode enfatizar seus olhos bem com maquiagem.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

esperar
Muitos esperam por um futuro melhor na Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.

testar
O carro está sendo testado na oficina.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

mostrar
Posso mostrar um visto no meu passaporte.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

retirar
Como ele vai retirar aquele peixe grande?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

partir
O trem parte.
vertrekken
De trein vertrekt.

causar
Muitas pessoas rapidamente causam caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
