Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

gauti
Jis gauna gerą pensiją sename amžiuje.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

kraustytis
Mano sūnėnas kraustosi.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

stumti
Automobilis sustojo ir jį teko stumti.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

kirpti
Kirpėjas kirpa jos plaukus.
knippen
De kapper knipt haar haar.

plauti
Mama plauna savo vaiką.
wassen
De moeder wast haar kind.

pravažiuoti
Traukinys pravažiuoja pro šalia mūsų.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

kalbėtis
Jie kalbasi tarpusavyje.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.

paruošti
Ji paruošė jam didelį džiaugsmą.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

skambinti
Mergaitė skambina draugei.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

pakartoti metus
Studentas pakartojo metus.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

pakilti
Ji jau negali pati pakilti.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
