Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

laukti
Vaikai visada laukia sniego.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

jaustis
Motina jaučia daug meilės savo vaikui.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

išleisti
Ji išleido visus savo pinigus.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.

apsaugoti
Šalmas turėtų apsaugoti nuo avarijų.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

girdėti
Aš tavęs negirdžiu!
horen
Ik kan je niet horen!

liesti
Jis ją švelniai paliestas.
aanraken
Hij raakte haar teder aan.

padovanoti
Ji padovanoja savo širdį.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.

paruošti
Ji paruošė jam didelį džiaugsmą.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

investuoti
Kur turėtume investuoti savo pinigus?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

šaukti
Berniukas šaukia kiek gali stipriai.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

pridėti
Ji prie kavos prideda šiek tiek pieno.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
