Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/67232565.webp
sutarti
Kaimynai negalėjo sutarti dėl spalvos.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/111892658.webp
pristatyti
Jis pristato picas į namus.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/74693823.webp
reikėti
Norėdami pakeisti padangą, jums reikia domkrato.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/102823465.webp
rodyti
Aš galiu parodyti vizą savo pase.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/98082968.webp
klausytis
Jis jos klausosi.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/67955103.webp
valgyti
Vištos valgo grūdus.
eten
De kippen eten de granen.
cms/verbs-webp/102447745.webp
atšaukti
Deja, jis atšaukė susitikimą.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/98561398.webp
maišyti
Dailininkas maišo spalvas.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/95470808.webp
įeiti
Prašau įeik!
binnenkomen
Kom binnen!
cms/verbs-webp/113842119.webp
praeiti
Viduramžiai jau praėjo.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/73880931.webp
valyti
Darbininkas valo langą.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/111615154.webp
parvežti
Mama parveža dukrą namo.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.