Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

gerti
Jis beveik kiekvieną vakarą apsigeria.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

sukelti
Cukrus sukelia daug ligų.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

įeiti
Prašau įeik!
binnenkomen
Kom binnen!

nekęsti
Du berniukai vienas kito nekenčia.
haten
De twee jongens haten elkaar.

skambėti
Jos balsas skamba nuostabiai.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

versti
Jis gali versti šešiomis kalbomis.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

nekęsti
Ji nekenčia vorų.
walgen van
Ze walgde van spinnen.

pakartoti metus
Studentas pakartojo metus.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

žiūrėti
Visi žiūri į savo telefonus.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

kalbėtis
Jie kalbasi tarpusavyje.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.

tvarkyti
Reikia tvarkytis su problemomis.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
