Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/101742573.webp
pentri
Ŝi pentris siajn manojn.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/78773523.webp
kreski
La loĝantaro signife kreskis.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/79322446.webp
prezenti
Li prezentas sian novan koramikinon al siaj gepatroj.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/122224023.webp
malantaŭenigi
Baldaŭ ni devos denove malantaŭenigi la horloĝon.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/61245658.webp
elsalti
La fiŝo elsaltas el la akvo.
uitspringen
De vis springt uit het water.
cms/verbs-webp/118549726.webp
kontroli
La dentisto kontrolas la dentojn.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/83661912.webp
prepari
Ili preparas bongustan manĝon.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/91147324.webp
rekompenci
Li estis rekompencita per medalo.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/123298240.webp
renkonti
La amikoj renkontiĝis por kuna vespermanĝo.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/116932657.webp
ricevi
Li ricevas bonan pension en sia maljunaĝo.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/98294156.webp
komerci
Homoj komercas uzitajn meblojn.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/111750395.webp
reiri
Li ne povas reiri sole.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.