Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

putovati
Voli putovati i vidio je mnoge zemlje.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

svidjeti se
Djetetu se sviđa nova igračka.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

jačati
Gimnastika jača mišiće.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

plivati
Redovito pliva.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

otvarati
Dijete otvara svoj poklon.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

prespavati
Žele konačno prespavati jednu noć.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

zapovijedati
On zapovijeda svom psu.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

oprostiti se
Žena se oprašta.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

pojednostaviti
Djeci morate pojednostaviti komplicirane stvari.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

ograničiti
Treba li trgovinu ograničiti?
beperken
Moet handel worden beperkt?

otkazati
Let je otkazan.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
