Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
goûter
Ça a vraiment bon goût!
smaken
Dit smaakt echt goed!
se référer
L’enseignant se réfère à l’exemple au tableau.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
mélanger
Elle mélange un jus de fruits.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
rater
L’homme a raté son train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
rendre
Le professeur rend les dissertations aux étudiants.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
mélanger
Le peintre mélange les couleurs.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
expédier
Elle veut expédier la lettre maintenant.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
découvrir
Les marins ont découvert une nouvelle terre.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
attendre
Elle attend le bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
pratiquer
La femme pratique le yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
annuler
Il a malheureusement annulé la réunion.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.