Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

couvrir
Les nénuphars couvrent l’eau.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

voter
Les électeurs votent aujourd’hui pour leur avenir.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.

s’infecter
Elle s’est infectée avec un virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

exposer
L’art moderne est exposé ici.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

surmonter
Les athlètes surmontent la cascade.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

croire
Beaucoup de gens croient en Dieu.
geloven
Veel mensen geloven in God.

devenir
Ils sont devenus une bonne équipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

regarder
Elle regarde à travers un trou.
kijken
Ze kijkt door een gat.

sentir
Il se sent souvent seul.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.

signifier
Que signifie ce blason sur le sol?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?

suspecter
Il suspecte que c’est sa petite amie.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
