Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/86710576.webp
partir
Nos invités de vacances sont partis hier.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/15353268.webp
presser
Elle presse le citron.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/101765009.webp
accompagner
Le chien les accompagne.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/89869215.webp
donner un coup de pied
Ils aiment donner des coups de pied, mais seulement au baby-foot.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/63457415.webp
simplifier
Il faut simplifier les choses compliquées pour les enfants.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/35862456.webp
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/86215362.webp
envoyer
Cette entreprise envoie des marchandises dans le monde entier.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/5135607.webp
déménager
Le voisin déménage.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/96061755.webp
servir
Le chef nous sert lui-même aujourd’hui.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/91442777.webp
poser le pied sur
Je ne peux pas poser le pied par terre avec ce pied.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/111063120.webp
connaître
Des chiens étrangers veulent se connaître.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/84847414.webp
prendre soin
Notre fils prend très soin de sa nouvelle voiture.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.