Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

reise
Han liker å reise og har sett mange land.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

stemme
Man stemmer for eller imot en kandidat.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

tenke
Du må tenke mye i sjakk.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

sammenligne
De sammenligner tallene sine.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

lyve
Noen ganger må man lyve i en nødsituasjon.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

forårsake
For mange mennesker forårsaker raskt kaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

skrive ned
Du må skrive ned passordet!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

gifte seg
Mindreårige har ikke lov til å gifte seg.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

returnere
Faren har returnert fra krigen.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

skje
En ulykke har skjedd her.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

motta
Han mottok en lønnsøkning fra sjefen sin.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
