Woordenlijst

Leer werkwoorden – Lets

cms/verbs-webp/97119641.webp
krāsot
Automobili krāso zilu.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/77572541.webp
noņemt
Amatnieks noņēma vecās flīzes.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/57481685.webp
atkārtot
Students ir atkārtojis gadu.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trenēt
Suns tiek trenēts viņas.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/108556805.webp
skatīties lejā
No loga es varēju skatīties uz pludmali.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/57207671.webp
pieņemt
Es to nevaru mainīt, man ir jāpieņem tas.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/47241989.webp
pameklēt
To, ko tu nezini, tev ir jāpameklē.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/43956783.webp
aizbēgt
Mūsu kaķis aizbēga.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/102731114.webp
izdot
Izdevējs ir izdevis daudzas grāmatas.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/63645950.webp
skriet
Viņa katru rītu skrien pa pludmali.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spēlēt
Bērns vēlas spēlēties viens pats.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/117897276.webp
saņemt
Viņš no savas priekšniecības saņēma paaugstinājumu.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.