Woordenlijst
Leer werkwoorden – Lets

paiet
Laiks dažreiz paiet lēni.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

pietrūkt
Es tev ļoti pietrūkšu!
missen
Ik zal je zo erg missen!

pārbaudīt
Viņš pārbauda, kurš tur dzīvo.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

sākt
Skola bērniem tikai sākas.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

sasmalcināt
Salātiem ir jāsasmalcina gurķis.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

jā-
Viņam šeit jāizkāpj.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

aizbēgt
Daži bērni aizbēg no mājām.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

peldēt
Viņa regulāri peld.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

atbalstīt
Mēs labprāt atbalstām jūsu ideju.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

rakstīt
Viņš raksta vēstuli.
schrijven
Hij schrijft een brief.

uzlabot
Viņa vēlas uzlabot savu figūru.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
