Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/112286562.webp
labori
Ŝi laboras pli bone ol viro.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/11579442.webp
ĵeti al
Ili ĵetas la pilkon al si reciproke.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/125319888.webp
kovri
Ŝi kovras sian hararon.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
cms/verbs-webp/61826744.webp
krei
Kiu kreis la Teron?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/105681554.webp
kaŭzi
Sukero kaŭzas multajn malsanojn.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/132030267.webp
konsumi
Ŝi konsumas pecon da kuketo.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/44127338.webp
rezigni
Li rezignis pri sia laboro.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/124458146.webp
lasi
La posedantoj lasas siajn hundojn al mi por promeni.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/118064351.webp
eviti
Li bezonas eviti nuksojn.
vermijden
Hij moet noten vermijden.
cms/verbs-webp/92054480.webp
iri
Kien iris la lago, kiu estis ĉi tie?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
cms/verbs-webp/65840237.webp
sendi
La varoj estos senditaj al mi en pakaĵo.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/106279322.webp
vojaĝi
Ni ŝatas vojaĝi tra Eŭropo.
reizen
We reizen graag door Europa.