Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
speak
He speaks to his audience.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
go through
Can the cat go through this hole?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
open
The safe can be opened with the secret code.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
marry
Minors are not allowed to be married.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
reduce
I definitely need to reduce my heating costs.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
have breakfast
We prefer to have breakfast in bed.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ring
Do you hear the bell ringing?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
paint
I want to paint my apartment.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
happen
Something bad has happened.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.