Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

keep
I keep my money in my nightstand.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

trade
People trade in used furniture.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

run towards
The girl runs towards her mother.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

form
We form a good team together.
vormen
We vormen samen een goed team.

set
You have to set the clock.
instellen
Je moet de klok instellen.

throw away
He steps on a thrown-away banana peel.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.

lie opposite
There is the castle - it lies right opposite!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

exercise
She exercises an unusual profession.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

sit
Many people are sitting in the room.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

be
You shouldn’t be sad!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
