Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
lead
He enjoys leading a team.
leiden
Hij leidt graag een team.
transport
The truck transports the goods.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
end up
How did we end up in this situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
lie opposite
There is the castle - it lies right opposite!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
remind
The computer reminds me of my appointments.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
burn
The meat must not burn on the grill.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
stop
The woman stops a car.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
let in
One should never let strangers in.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
sort
I still have a lot of papers to sort.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.