Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/44269155.webp
throw
He throws his computer angrily onto the floor.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/113253386.webp
work out
It didn’t work out this time.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/115628089.webp
prepare
She is preparing a cake.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/92456427.webp
buy
They want to buy a house.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consume
She consumes a piece of cake.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/102304863.webp
kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/78773523.webp
increase
The population has increased significantly.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/51119750.webp
find one’s way
I can find my way well in a labyrinth.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/129002392.webp
explore
The astronauts want to explore outer space.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/91147324.webp
reward
He was rewarded with a medal.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/86196611.webp
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.