Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

love
She really loves her horse.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

pull
He pulls the sled.
trekken
Hij trekt de slee.

prepare
They prepare a delicious meal.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

accept
Credit cards are accepted here.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

go bankrupt
The business will probably go bankrupt soon.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

connect
This bridge connects two neighborhoods.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

stand up
She can no longer stand up on her own.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

imagine
She imagines something new every day.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

accept
Some people don’t want to accept the truth.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

speak
One should not speak too loudly in the cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

carry out
He carries out the repair.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
