Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

handle
One has to handle problems.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

order
She orders breakfast for herself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

pull out
Weeds need to be pulled out.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

appear
A huge fish suddenly appeared in the water.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.

wash up
I don’t like washing the dishes.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

go
Where are you both going?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

tell
I have something important to tell you.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

dispose
These old rubber tires must be separately disposed of.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

write down
She wants to write down her business idea.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

spend the night
We are spending the night in the car.
overnachten
We overnachten in de auto.

call
She can only call during her lunch break.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
