Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

take
She has to take a lot of medication.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

prove
He wants to prove a mathematical formula.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

send
I sent you a message.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

ride
They ride as fast as they can.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

check
The mechanic checks the car’s functions.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

hang down
Icicles hang down from the roof.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

ask
He asks her for forgiveness.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

deliver
Our daughter delivers newspapers during the holidays.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

go through
Can the cat go through this hole?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

walk
This path must not be walked.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
