Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

change
The car mechanic is changing the tires.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.

enter
He enters the hotel room.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

prepare
A delicious breakfast is prepared!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

deliver
The delivery person is bringing the food.
brengen
De bezorger brengt het eten.

avoid
He needs to avoid nuts.
vermijden
Hij moet noten vermijden.

cause
Too many people quickly cause chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

burn
He burned a match.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

surpass
Whales surpass all animals in weight.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

forgive
I forgive him his debts.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

keep
You can keep the money.
houden
Je mag het geld houden.

allow
One should not allow depression.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
