Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/118011740.webp
konstrui
La infanoj konstruas altan turon.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/113248427.webp
venki
Li provas venki ĉe ŝako.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/120452848.webp
scii
Ŝi scias multajn librojn preskaŭ memore.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/59552358.webp
mastrumi
Kiu mastrumas la monon en via familio?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/81236678.webp
manki
Ŝi mankis gravan rendevuon.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
cms/verbs-webp/8451970.webp
diskuti
La kolegoj diskutas la problemon.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/112286562.webp
labori
Ŝi laboras pli bone ol viro.
werken
Ze werkt beter dan een man.
cms/verbs-webp/47737573.webp
interesi
Nia infano tre interesas pri muziko.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
cms/verbs-webp/91603141.webp
forkuri
Iuj infanoj forkuras el hejmo.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kisi
Li kisas la bebon.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/91643527.webp
bloki
Mi estas blokita kaj ne povas trovi elirejon.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
cms/verbs-webp/106591766.webp
sufiĉi
Salato sufiĉas al mi por tagmanĝo.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.