Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/119747108.webp
manger
Que voulons-nous manger aujourd’hui?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/53064913.webp
fermer
Elle ferme les rideaux.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
cms/verbs-webp/9435922.webp
approcher
Les escargots se rapprochent l’un de l’autre.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/99592722.webp
former
Nous formons une bonne équipe ensemble.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/92145325.webp
regarder
Elle regarde à travers un trou.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/100466065.webp
omettre
Vous pouvez omettre le sucre dans le thé.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/77572541.webp
retirer
L’artisan a retiré les anciens carreaux.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
cms/verbs-webp/124458146.webp
confier
Les propriétaires me confient leurs chiens pour une promenade.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/109588921.webp
éteindre
Elle éteint le réveil.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
cms/verbs-webp/21689310.webp
interroger
Mon professeur m’interroge souvent.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/124053323.webp
envoyer
Il envoie une lettre.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/80116258.webp
évaluer
Il évalue la performance de l’entreprise.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.