Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/117490230.webp
commander
Elle commande un petit déjeuner pour elle-même.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.
cms/verbs-webp/116877927.webp
installer
Ma fille veut installer son appartement.
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
cms/verbs-webp/99769691.webp
passer
Le train passe devant nous.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/93169145.webp
parler
Il parle à son auditoire.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/91603141.webp
s’enfuir
Certains enfants s’enfuient de chez eux.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
cms/verbs-webp/101945694.webp
faire la grasse matinée
Ils veulent enfin faire la grasse matinée pour une nuit.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/41019722.webp
rentrer
Après les courses, les deux rentrent chez elles.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
cms/verbs-webp/99602458.webp
restreindre
Le commerce devrait-il être restreint?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/89516822.webp
punir
Elle a puni sa fille.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/62175833.webp
découvrir
Les marins ont découvert une nouvelle terre.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuler
Le vol est annulé.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/118483894.webp
profiter
Elle profite de la vie.
genieten
Ze geniet van het leven.