Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
manger
Que voulons-nous manger aujourd’hui?
eten
Wat willen we vandaag eten?
fermer
Elle ferme les rideaux.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
approcher
Les escargots se rapprochent l’un de l’autre.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
former
Nous formons une bonne équipe ensemble.
vormen
We vormen samen een goed team.
regarder
Elle regarde à travers un trou.
kijken
Ze kijkt door een gat.
omettre
Vous pouvez omettre le sucre dans le thé.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
retirer
L’artisan a retiré les anciens carreaux.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
confier
Les propriétaires me confient leurs chiens pour une promenade.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
éteindre
Elle éteint le réveil.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
interroger
Mon professeur m’interroge souvent.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
envoyer
Il envoie une lettre.
sturen
Hij stuurt een brief.