Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/4553290.webp
wchodzić
Statek wchodzi do portu.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportować
Ciężarówka transportuje towary.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/73880931.webp
czyścić
Pracownik czyści okno.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/109766229.webp
czuć
On często czuje się samotny.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/100011426.webp
wpływać
Nie pozwól się innym wpływać na siebie!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
cms/verbs-webp/123211541.webp
padać śnieg
Dziś spadło dużo śniegu.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/106682030.webp
odnaleźć
Nie mogłem odnaleźć mojego paszportu po przeprowadzce.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
cms/verbs-webp/65199280.webp
gonić
Matka goni za swoim synem.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/94193521.webp
skręcać
Możesz skręcić w lewo.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/125088246.webp
naśladować
Dziecko naśladuje samolot.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/116835795.webp
przybywać
Wiele osób przybywa na wakacje kamperem.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.