Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/93393807.webp
zdarzyć się
W snach zdarzają się dziwne rzeczy.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/89635850.webp
wybierać
Podniosła słuchawkę i wybrała numer.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/58993404.webp
wracać do domu
On wraca do domu po pracy.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
cms/verbs-webp/93150363.webp
budzić się
On właśnie się obudził.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/81973029.webp
inicjować
Oni inicjują swój rozwód.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
cms/verbs-webp/111750432.webp
wisieć
Obydwoje wiszą na gałęzi.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/61389443.webp
leżeć
Dzieci leżą razem na trawie.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/105681554.webp
powodować
Cukier powoduje wiele chorób.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/88615590.webp
opisywać
Jak można opisać kolory?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/130770778.webp
podróżować
On lubi podróżować i widział wiele krajów.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/115291399.webp
chcieć
On chce zbyt wiele!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/120870752.webp
wyjąć
Jak zamierza wyjąć tę dużą rybę?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?