Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/117421852.webp
sich anfreunden
Die beiden haben sich angefreundet.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/90321809.webp
aufwenden
Wir müssen viel Geld für die Reparatur aufwenden.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verweisen
Die Lehrerin verweist auf das Beispiel an der Tafel.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liegen
Die Kinder liegen zusammen im Gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/83548990.webp
zurückkommen
Der Bumerang kam zurück.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/122632517.webp
schiefgehen
Heute geht auch alles schief!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/90554206.webp
berichten
Sie berichtet der Freundin von dem Skandal.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/28642538.webp
stehenlassen
Heute müssen viele ihr Auto stehenlassen.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/129235808.webp
horchen
Er horcht gerne am Bauch seiner schwangeren Frau.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/100965244.webp
hinabsehen
Sie sieht ins Tal hinab.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/99633900.webp
erkunden
Der Mensch will den Mars erkunden.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
cms/verbs-webp/59552358.webp
verwalten
Wer verwaltet bei euch das Geld?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?