Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/90821181.webp
schlagen
Er hat seinen Gegner im Tennis geschlagen.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.
cms/verbs-webp/105623533.webp
sollen
Man soll viel Wasser trinken.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/95655547.webp
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/123170033.webp
pleitegehen
Der Betrieb wird wohl bald pleitegehen.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/118826642.webp
erklären
Opa erklärt dem Enkel die Welt.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lesen
Ohne Brille kann ich nicht lesen.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/122789548.webp
schenken
Was hat ihr ihr Freund zum Geburtstag geschenkt?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
cms/verbs-webp/84943303.webp
sich befinden
In der Muschel befindet sich eine Perle.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
cms/verbs-webp/124525016.webp
zurückliegen
Die Zeit ihrer Jugend liegt lange zurück.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
cms/verbs-webp/75195383.webp
sein
Du sollst doch nicht traurig sein!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
cms/verbs-webp/98977786.webp
nennen
Wie viele Länder kannst du nennen?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/84476170.webp
verlangen
Er verlangte Schadenersatz von seinem Unfallgegner.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.