Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/28581084.webp
pendurar
Estalactites pendem do telhado.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
cms/verbs-webp/89636007.webp
assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/120128475.webp
pensar
Ela sempre tem que pensar nele.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/94555716.webp
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/123786066.webp
beber
Ela bebe chá.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/105681554.webp
causar
O açúcar causa muitas doenças.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/119417660.webp
acreditar
Muitas pessoas acreditam em Deus.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/104849232.webp
dar à luz
Ela dará à luz em breve.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/75508285.webp
esperar ansiosamente
As crianças sempre esperam ansiosamente pela neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/87205111.webp
assumir
Os gafanhotos assumiram o controle.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
cms/verbs-webp/122638846.webp
deixar sem palavras
A surpresa a deixou sem palavras.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/130288167.webp
limpar
Ela limpa a cozinha.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.