Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)

pendurar
Estalactites pendem do telhado.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

assinar
Ele assinou o contrato.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

pensar
Ela sempre tem que pensar nele.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

beber
Ela bebe chá.
drinken
Ze drinkt thee.

causar
O açúcar causa muitas doenças.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

acreditar
Muitas pessoas acreditam em Deus.
geloven
Veel mensen geloven in God.

dar à luz
Ela dará à luz em breve.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

esperar ansiosamente
As crianças sempre esperam ansiosamente pela neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

assumir
Os gafanhotos assumiram o controle.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

deixar sem palavras
A surpresa a deixou sem palavras.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
