Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/35862456.webp
commencer
Une nouvelle vie commence avec le mariage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/124740761.webp
arrêter
La femme arrête une voiture.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/73880931.webp
nettoyer
Le travailleur nettoie la fenêtre.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/99602458.webp
restreindre
Le commerce devrait-il être restreint?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/121264910.webp
découper
Pour la salade, il faut découper le concombre.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/89084239.webp
réduire
Je dois absolument réduire mes frais de chauffage.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/82604141.webp
jeter
Il marche sur une peau de banane jetée.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/89025699.webp
porter
L’âne porte une lourde charge.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/91906251.webp
appeler
Le garçon appelle aussi fort qu’il peut.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/100965244.webp
regarder en bas
Elle regarde en bas dans la vallée.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/104818122.webp
réparer
Il voulait réparer le câble.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/100634207.webp
expliquer
Elle lui explique comment l’appareil fonctionne.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.