Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans
oublier
Elle a maintenant oublié son nom.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
s’enfuir
Certains enfants s’enfuient de chez eux.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.
passer
Le Moyen Âge est passé.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
participer
Il participe à la course.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
laisser sans voix
La surprise la laisse sans voix.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
simplifier
Il faut simplifier les choses compliquées pour les enfants.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
dépenser
Elle a dépensé tout son argent.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
écrire partout
Les artistes ont écrit partout sur le mur entier.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
évoquer
Combien de fois dois-je évoquer cet argument?
ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?
causer
Le sucre cause de nombreuses maladies.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
marcher
Il aime marcher dans la forêt.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.