Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/66787660.webp
male
Jeg vil male min lejlighed.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/118003321.webp
besøge
Hun besøger Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
cms/verbs-webp/115520617.webp
køre over
En cyklist blev kørt over af en bil.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bygge
Børnene bygger et højt tårn.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/11497224.webp
svare
Eleven svarer på spørgsmålet.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/120624757.webp
Han kan lide at gå i skoven.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/32180347.webp
tage fra hinanden
Vores søn tager alt fra hinanden!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/98082968.webp
lytte
Han lytter til hende.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omfavne
Moderen omfavner babyens små fødder.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/31726420.webp
vende sig
De vender sig mod hinanden.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/1422019.webp
gentage
Min papegøje kan gentage mit navn.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beskrive
Hvordan kan man beskrive farver?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?