Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/91254822.webp
plukke
Hun plukkede et æble.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/95655547.webp
lade komme foran
Ingen vil lade ham komme foran ved supermarkedets kasse.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
cms/verbs-webp/80552159.webp
virke
Motorcyklen er i stykker; den virker ikke længere.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/117897276.webp
modtage
Han modtog en lønforhøjelse fra sin chef.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
cms/verbs-webp/40129244.webp
stige ud
Hun stiger ud af bilen.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/120515454.webp
fodre
Børnene fodrer hesten.
voeden
De kinderen voeden het paard.
cms/verbs-webp/51119750.webp
finde vej
Jeg kan finde vej godt i en labyrint.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/121870340.webp
løbe
Atleten løber.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/63457415.webp
forenkle
Man skal forenkle komplicerede ting for børn.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
cms/verbs-webp/99392849.webp
fjerne
Hvordan kan man fjerne en rødvinplet?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
cms/verbs-webp/108286904.webp
drikke
Køerne drikker vand fra floden.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/68212972.webp
række hånden op
Den, der ved noget, kan række hånden op i klassen.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.