Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/105504873.webp
ville forlade
Hun vil forlade sit hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/70055731.webp
afgå
Toget afgår.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/103719050.webp
udvikle
De udvikler en ny strategi.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/119952533.webp
smage
Dette smager virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
cms/verbs-webp/105854154.webp
begrænse
Hegn begrænser vores frihed.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/32312845.webp
udelukke
Gruppen udelukker ham.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
cms/verbs-webp/94193521.webp
dreje
Du må gerne dreje til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/67035590.webp
springe
Han sprang i vandet.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/19351700.webp
tilbyde
Strandstole stilles til rådighed for feriegæsterne.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/96531863.webp
gå igennem
Kan katten gå igennem dette hul?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
cms/verbs-webp/91930542.webp
stoppe
Politikvinden stopper bilen.
stoppen
De agente stopt de auto.
cms/verbs-webp/34725682.webp
foreslå
Kvinden foreslår noget til sin veninde.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.