Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/15441410.webp
ytre sig
Hun vil ytre sig over for sin veninde.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/123834435.webp
tage tilbage
Apparatet er defekt; forhandleren skal tage det tilbage.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/120870752.webp
trække ud
Hvordan skal han trække den store fisk op?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/86215362.webp
sende
Dette firma sender varer over hele verden.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtale
Hun skal ofte overtale sin datter til at spise.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/59552358.webp
administrere
Hvem administrerer pengene i din familie?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/71991676.webp
efterlade
De efterlod ved et uheld deres barn på stationen.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/104849232.webp
føde
Hun skal føde snart.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/75487437.webp
lede
Den mest erfarne vandrer leder altid.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
cms/verbs-webp/123492574.webp
træne
Professionelle atleter skal træne hver dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkere
Cyklerne er parkeret foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/89635850.webp
ringe
Hun tog telefonen og ringede nummeret.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.