Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
ville forlade
Hun vil forlade sit hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
afgå
Toget afgår.
vertrekken
De trein vertrekt.
udvikle
De udvikler en ny strategi.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
smage
Dette smager virkelig godt!
smaken
Dit smaakt echt goed!
begrænse
Hegn begrænser vores frihed.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
udelukke
Gruppen udelukker ham.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
dreje
Du må gerne dreje til venstre.
draaien
Je mag naar links draaien.
springe
Han sprang i vandet.
springen
Hij sprong in het water.
tilbyde
Strandstole stilles til rådighed for feriegæsterne.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
gå igennem
Kan katten gå igennem dette hul?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
stoppe
Politikvinden stopper bilen.
stoppen
De agente stopt de auto.