Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
cms/verbs-webp/27076371.webp
behoort
My vrou behoort aan my.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/34567067.webp
soek na
Die polisie soek na die dader.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beskadig
Twee motors is in die ongeluk beskadig.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/63935931.webp
draai
Sy draai die vleis.
draaien
Ze draait het vlees.
cms/verbs-webp/90554206.webp
rapporteer
Sy rapporteer die skandaal aan haar vriendin.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/112408678.webp
nooi
Ons nooi jou na ons Oud en Nuwe partytjie.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
cms/verbs-webp/59552358.webp
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooi
Hy voltooi sy drafroete elke dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/65199280.webp
hardloop na
Die moeder hardloop na haar seun.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/859238.webp
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/88597759.webp
druk
Hy druk die knoppie.
drukken
Hij drukt op de knop.