Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

verduidelik
Sy verduidelik aan hom hoe die toestel werk.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

sorteer
Ek het nog baie papier om te sorteer.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

vermeerder
Die maatskappy het sy inkomste vermeerder.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

stomslaan
Die verrassing slaan haar stom.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

plek maak
Baie ou huise moet plek maak vir die nuwes.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

doodmaak
Wees versigtig, jy kan iemand met daardie byl doodmaak!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

ignoreer
Die kind ignoreer sy ma se woorde.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

verwyder
Hoe kan mens ’n rooi wyn vlek verwyder?
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

saam trek
Die twee beplan om binnekort saam te trek.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

onaangeraak laat
Die natuur is onaangeraak gelaat.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

lei
Die mees ervare stapper lei altyd.
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
