Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

ontvang
Sy het ’n baie mooi geskenk ontvang.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

luister na
Die kinders luister graag na haar stories.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

stap
Hy hou daarvan om in die woud te stap.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

skop
Wees versigtig, die perd kan skop!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

stomslaan
Die verrassing slaan haar stom.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

dra
Hulle dra hul kinders op hulle rûe.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

oorneem
Die sprinkane het oorgeneem.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

spring oor
Die atleet moet oor die hindernis spring.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

verkoop
Die handelaars verkoop baie goedere.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
