Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

herstel
Hy wou die kabel herstel.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

verbygaan
Die middeleeuse periode het verbygegaan.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

aktiveer
Die rook het die alarm geaktiveer.
activeren
De rook activeerde het alarm.

eet
Die hoenders eet die korrels.
eten
De kippen eten de granen.

lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

bevestig
Sy kon die goeie nuus aan haar man bevestig.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

word
Hulle het ’n goeie span geword.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

verkies
Ons dogter lees nie boeke nie; sy verkies haar foon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

toets
Die motor word in die werkswinkel getoets.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.

red
Die dokters kon sy lewe red.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
