Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/90032573.webp
saber
Los niños son muy curiosos y ya saben mucho.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/91254822.webp
coger
Ella cogió una manzana.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/91997551.webp
entender
No se puede entender todo sobre las computadoras.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/113393913.webp
aparcar
Los taxis han aparcado en la parada.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/99725221.webp
mentir
A veces hay que mentir en una situación de emergencia.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/34567067.webp
buscar
La policía está buscando al perpetrador.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/116835795.webp
llegar
Muchas personas llegan en autocaravana de vacaciones.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
cms/verbs-webp/108520089.webp
contener
El pescado, el queso y la leche contienen mucha proteína.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/121112097.webp
pintar
¡He pintado una hermosa imagen para ti!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/127620690.webp
gravar
Las empresas son gravadas de diversas maneras.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/109434478.webp
abrir
El festival se abrió con fuegos artificiales.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/25599797.webp
reducir
Ahorras dinero cuando reduces la temperatura de la habitación.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.