Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

saber
Los niños son muy curiosos y ya saben mucho.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.

coger
Ella cogió una manzana.
plukken
Ze plukte een appel.

entender
No se puede entender todo sobre las computadoras.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

aparcar
Los taxis han aparcado en la parada.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

mentir
A veces hay que mentir en una situación de emergencia.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

buscar
La policía está buscando al perpetrador.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

llegar
Muchas personas llegan en autocaravana de vacaciones.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

contener
El pescado, el queso y la leche contienen mucha proteína.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

pintar
¡He pintado una hermosa imagen para ti!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

gravar
Las empresas son gravadas de diversas maneras.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

abrir
El festival se abrió con fuegos artificiales.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
