Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/4706191.webp
practicar
La mujer practica yoga.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/80552159.webp
funcionar
La motocicleta está rota; ya no funciona.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
cms/verbs-webp/90287300.webp
sonar
¿Oyes sonar la campana?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/111892658.webp
entregar
Él entrega pizzas a domicilio.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/27564235.webp
trabajar en
Tiene que trabajar en todos estos archivos.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.