Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/113415844.webp
salir
Muchos ingleses querían salir de la UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mezclar
Puedes mezclar una ensalada saludable con verduras.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/119501073.webp
yacer
Ahí está el castillo, ¡yace justo enfrente!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/123170033.webp
quebrar
El negocio probablemente quebrará pronto.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/84943303.webp
estar ubicado
Una perla está ubicada dentro de la concha.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.