Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/47062117.webp
išgyventi
Ji turi išgyventi su mažai pinigų.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/105854154.webp
riboti
Tvoros riboja mūsų laisvę.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
cms/verbs-webp/74119884.webp
atidaryti
Vaikas atidaro savo dovaną.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/124274060.webp
palikti
Ji paliko man vieną pizzos gabalėlį.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/85191995.webp
sutarti
Baikite kovą ir pagaliau sutarkite!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
cms/verbs-webp/123786066.webp
gerti
Ji geria arbatą.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/90287300.webp
skambėti
Ar girdite varpelių skambį?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/92612369.webp
pastatyti
Dviračiai yra pastatyti priešais namą.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/99207030.webp
atvykti
Lėktuvas atvyko laiku.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/63351650.webp
atšaukti
Skrydis buvo atšauktas.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/127720613.webp
ilgėtis
Jis labai ilgisi savo merginos.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/103163608.webp
skaičiuoti
Ji skaičiuoja monetas.
tellen
Ze telt de munten.