Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/92207564.webp
važiuoti
Jie važiuoja kiek gali greitai.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
cms/verbs-webp/74693823.webp
reikėti
Norėdami pakeisti padangą, jums reikia domkrato.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/85677113.webp
naudoti
Ji kasdien naudoja kosmetikos priemones.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/120254624.webp
vadovauti
Jam patinka vadovauti komandai.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/96061755.webp
tarnauti
Šiandien mus aptarnauja pats šefas.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/82845015.webp
pranešti
Visi laive praneša kapitonui.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/95190323.webp
balsuoti
Žmonės balsuoja už ar prieš kandidatą.
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
cms/verbs-webp/117284953.webp
pasirinkti
Ji pasirenka naujus saulės akinius.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/21529020.webp
bėgti link
Mergaitė bėga link savo mamos.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/119613462.webp
laukti
Mano sesuo laukiasi vaiko.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/111160283.webp
įsivaizduoti
Ji kasdien įsivaizduoja kažką naujo.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/125385560.webp
plauti
Mama plauna savo vaiką.
wassen
De moeder wast haar kind.