Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

eiti toliau
Šiame taške jūs negalite eiti toliau.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

tarnauti
Šiandien mus aptarnauja pats šefas.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

įstrigti
Aš įstrigau ir nerandu išeities.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.

nekęsti
Du berniukai vienas kito nekenčia.
haten
De twee jongens haten elkaar.

bėgti
Ji kas rytą bėga ant paplūdimio.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

prisijungti
Jūs turite prisijungti su savo slaptažodžiu.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

grįžti
Tėtis pagaliau grįžo namo!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

aptarti
Jie aptaria savo planus.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.

turėti
Aš turiu raudoną sportinį automobilį.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

tekėti
Porai ką tik tekėjo.
trouwen
Het stel is net getrouwd.

pakaboti
Stalaktitai pakaboti nuo stogo.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
