Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/108014576.webp
sien weer
Hulle sien mekaar uiteindelik weer.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterf
Baie mense sterf in flieks.
sterven
Veel mensen sterven in films.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeer
Daar is baie vroue wat aan my universiteit studeer.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/124053323.webp
stuur
Hy stuur ’n brief.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdeel
Hulle verdeel die huishoudelike take onder mekaar.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/121870340.webp
hardloop
Die atleet hardloop.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/102447745.webp
kanselleer
Hy het ongelukkig die vergadering gekanselleer.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
cms/verbs-webp/101890902.webp
vervaardig
Ons vervaardig ons eie heuning.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/81986237.webp
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/111160283.webp
verbeel
Sy verbeel elke dag iets nuuts.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/67880049.webp
laat gaan
Jy moet nie die greep loslaat nie!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/100634207.webp
verduidelik
Sy verduidelik aan hom hoe die toestel werk.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.