Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

ontmoet
Die vriende het ontmoet vir ’n gesamentlike ete.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

glo
Baie mense glo in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.

brand
Jy moet nie geld brand nie.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

meng
Jy kan ’n gesonde slaai met groente meng.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

druk
Hy druk die knoppie.
drukken
Hij drukt op de knop.

parkeer
Die fietse is voor die huis geparkeer.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

wakker maak
Die wekker maak haar om 10 vm. wakker.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

optel
Ons moet al die appels optel.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
