Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

otsima
Varas otsib maja läbi.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

helisema
Kell heliseb iga päev.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.

kaduma
Kuhu see siin olnud järv kadus?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

elama
Nad elavad ühiskorteris.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

ajama
Lehmakarjustajad ajavad loomi hobustega.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

kokku tooma
Keelekursus toob kokku õpilasi üle kogu maailma.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

saatma
Kaubad saadetakse mulle pakendis.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

julgema
Nad julgesid lennukist välja hüpata.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

nutma
Laps nutab vannis.
huilen
Het kind huilt in het bad.

rääkima
Kinos ei tohiks liiga valjult rääkida.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

ületama
Vaalad ületavad kõiki loomi kaalus.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
