Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/110667777.webp
vastutama
Arst vastutab ravi eest.
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
cms/verbs-webp/18316732.webp
läbi sõitma
Auto sõidab puu alt läbi.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/122153910.webp
jagama
Nad jagavad kodutöid omavahel.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/3270640.webp
jälitama
Lehmipoiss jälitab hobuseid.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/78973375.webp
saama haiguslehte
Tal on vaja arstilt haiguslehte saada.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/105504873.webp
lahkuda tahtma
Ta tahab hotellist lahkuda.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
cms/verbs-webp/63351650.webp
tühistama
Lend on tühistatud.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/132305688.webp
raiskama
Energiat ei tohiks raisata.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/17624512.webp
harjuma
Lapsed peavad harjuma hammaste pesemisega.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/117311654.webp
kandma
Nad kannavad oma lapsi seljas.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/90539620.webp
mööduma
Aeg möödub mõnikord aeglaselt.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/51465029.webp
aeglaselt käima
Kell käib mõne minuti võrra aeglaselt.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.