Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/114231240.webp
valetama
Ta valetab sageli, kui ta tahab midagi müüa.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
cms/verbs-webp/92384853.webp
sobima
Tee ei sobi jalgratturitele.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
cms/verbs-webp/15353268.webp
välja pigistama
Ta pigistab sidrunist mahla välja.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/58477450.webp
üürima
Ta üürib oma maja välja.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/127554899.webp
eelistama
Meie tütar ei loe raamatuid; ta eelistab oma telefoni.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/113842119.webp
mööduma
Keskaeg on möödunud.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/123492574.webp
treenima
Professionaalsed sportlased peavad iga päev treenima.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/60395424.webp
ringi hüppama
Laps hüppab rõõmsalt ringi.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/87994643.webp
kõndima
Grupp kõndis üle silla.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/106515783.webp
hävitama
Tornaado hävitab palju maju.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/85623875.webp
õppima
Minu ülikoolis õpib palju naisi.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
cms/verbs-webp/119335162.webp
liikuma
On tervislik palju liikuda.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.