Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/129300323.webp
toccare
Il contadino tocca le sue piante.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creare
Chi ha creato la Terra?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/125116470.webp
fidarsi
Ci fidiamo tutti l’uno dell’altro.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/38753106.webp
parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/119235815.webp
amare
Lei ama davvero il suo cavallo.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
cms/verbs-webp/71991676.webp
lasciare dietro
Hanno accidentalmente lasciato il loro bambino alla stazione.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/106088706.webp
alzarsi
Lei non riesce più ad alzarsi da sola.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.