Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
foretrække
Vores datter læser ikke bøger; hun foretrækker sin telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
behøve
Jeg er tørstig, jeg behøver vand!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
søge efter
Politiet søger efter gerningsmanden.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
reparere
Han ville reparere kablet.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
lytte
Han kan lide at lytte til sin gravide kones mave.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
misse
Han missede sømmet og skadede sig selv.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
tjekke
Tandlægen tjekker tænderne.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
beholde
Du kan beholde pengene.
houden
Je mag het geld houden.
logge ind
Du skal logge ind med dit kodeord.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
lukke ind
Det sneede udenfor, og vi lukkede dem ind.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
vente
Hun venter på bussen.
wachten
Ze wacht op de bus.