Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

skrive ned
Hun vil skrive sin forretningsidé ned.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

synge
Børnene synger en sang.
zingen
De kinderen zingen een lied.

oversætte
Han kan oversætte mellem seks sprog.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

ringe
Hvem ringede på dørklokken?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

påvirke
Lad dig ikke påvirke af andre!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

have det sjovt
Vi havde meget sjovt på tivoli!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

sende
Varerne bliver sendt til mig i en pakke.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

dække
Hun dækker sit ansigt.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.

besøge
Hun besøger Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

glemme
Hun har nu glemt hans navn.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

efterligne
Barnet efterligner et fly.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
