Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens
slippe
Du må ikke slippe grebet!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
udforske
Mennesker vil udforske Mars.
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
springe rundt
Barnet springer glædeligt rundt.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
forårsage
For mange mennesker forårsager hurtigt kaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
tage toget
Jeg vil tage derhen med toget.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
levere
Pizzabudet leverer pizzaen.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
gå en tur
Familien går en tur om søndagen.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.
dække
Hun dækker sit ansigt.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
åbne
Pengeskabet kan åbnes med den hemmelige kode.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
passere
Toget passerer os.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
tale
Han taler til sit publikum.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.