Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

beskytte
En hjelm skal beskytte mod ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.

købe
De vil købe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.

møde
Nogle gange mødes de i trappen.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

skubbe
Bilen stoppede og måtte skubbes.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

godkende
Vi godkender gerne din idé.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

starte
Vandrerne startede tidligt om morgenen.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

ende op
Hvordan endte vi op i denne situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

klare sig
Hun skal klare sig med lidt penge.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

sende
Jeg sendte dig en besked.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

slå op
Hvad du ikke ved, skal du slå op.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

lukke
Hun lukker gardinerne.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
